Geen enkel goed heeft meer aantrekkingskracht op de mens uitgeoefend als GOUD. Reeds in de Oudheid hadden de Egyptenaren en Babyloniers de koorts goed te pakken. Menig Farao maakte indruk op de andere heersers door te pronken met zijn “gouden” paleizen. De talrijke goudmijnen in NubiĆ« (zuidelijk Egypte) legden de Farao geen windeieren. De naam van de streek betekent letterlijk goudgebied (nub= goud in het arabisch). Dit Egyptisch goud was zo gegeerd door de naburige landen dat die letterlijk bereid waren hun mooiste koningsdochters te reserveren voor de Farao in ruil voor goud
lees verder: een babylonisch goudverhaal.
Mooi verhaal.Leuk.
BeantwoordenVerwijderen